STUKJES UIT HET BEROEMDE DAGBOEK VAN ANNE FRANK.
Hoewel Anne Frank op haar verjaardag niet kan weten dat zij een maand later moet onderduiken, begint zij haar nieuwe dagboek met de volgende zin:
-12 juni 1942-
"Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog nooit aan niemand gekund hebben ik hoop dat je een grote steun voor me zal zijn."
-11 mei 1944-
"Nu over iets anders: ]e weet allang dat m'n liefste wens is dat ik eenmaal journaliste en later een beroemde schrijfster zal worden. (..) na de oorlog wil ik in ieder geval een boek getiteld "Het Achterhuis" uitgeven. Of dat lukt blijft ook nog de vraag, maar m'n dagboek zal daarvoor kunnen dienen.(..)"
-12 juni 1942-
"Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog nooit aan niemand gekund hebben ik hoop dat je een grote steun voor me zal zijn."
-28 september 1942-
"Tot nu toe heb ik bijna uitsluitend gedachten in mijn boek geschreven en tot leuke verhalen die ik later eens kan voorlezen is het nooit gekomen. Maar ik zal in vervolg maar niet of minder sentimenteel zijn en mij meer aan de werkelijkheid houden."
Nadat Anne Frank een jaar lang een dagboek heeft bijgehouden, begint zij sommige dagboekaantekeningen over te schrijven tot verhalen. Zij geeft die verhalen titels zoals "Het Beste Tafeltje", "Aardappelschillen" en "Als de klok half negen slaat".
En in een apart schrift, het "Verhaaltjesboek" schrijft Anne Frank naast deze waargebeurde verhalen ook fantasieverhalen. Na de oorlog zijn deze verhalen gepubliceerd onder de titel "Verhaaltjes en gebeurtenissen uit het Achterhuis".
Uit "Als de klok half negen slaat":
"Margot en moeder zijn zenuwachtig. 'SST... vader, Stil Otto, SST.. Pim! Het is half negen. Kom nu hier, je kunt niet meer het water laten lopen. Loop zachtjes!' Dit zijn de diverse uitroepen van haar vader in de badkamer. Klokslag half negen moet hij in de kamer zijn. Geen druppel water, geen wc, niet lopen, allles stil."
-29 maart 1944-
"Gisteravond sprak minister Bolkestein voor de Oranjezender erover dat er na de oorlog een inzameling aan dagboeken en brieven van deze oorlog zou worden gehouden. (..) Stel je voor hoe interessant het zou zijn als ik een roman van het Achterhuis uit zou geven."
5 april 1944-
"Niemand die zelf niet schrijft weet hoe fijn schrijven is; vroeger betreurde ik het altijd dat ik in ’t geheel niet tekenen kon, maar nu ben ik overgelukkig dat ik tenminste schrijven kan. En als ik geen talent heb om voor kranten of boeken te schrijven, wel, dan kan ik nog altijd voor mezelf schrijven. Maar ik wil verder komen, ik kan me niet voorstellen, dat ik zou moeten leven zoals moeder, mevrouw van Daan en al die vrouwen die hun werk doen en later vergeten zijn. Ik moet iets hebben naast man en kinderen, waar ik me aan wijden kan! O ja, ik wil niet zoals de meeste mensen voor niets geleefd hebben. Ik wil van nut of plezier zijn voor de mensen, die om mij heen leven en die mij toch niet kennen, ik wil nog voortleven, ook na mijn dood!
Na de oorlog wil Anne Frank het liefst schrijfster of journaliste worden. Op 25 maart 1944 noteert zij: 'Peter vertel ik ook veel gemakkelijker dingen, die ik anders nooit loslaat. Zo heb ik hem ook verteld dat ik later veel wil schrijven, zoal geen schrijfster worden, maar dan toch naast m'n beroep of andere taak het nooit wil verwaarlozen.'
Over haar neerslachtige perioden en de hoop op bevrijding schreef ze:
-3 mei 1944-
"Ik ben vaak neerslachtig geweest, maar nooit wanhopig, ik beschouw dit schuilen als een gevaarlijk avontuur, dat romantisch en interessant is. Ik beschouw elke ontbering als een amusement in mijn dagboek. Ik heb me nu eenmaal voorgenomen dat ik een ander leven zal leiden dan andere meisjes en later een ander leven dan gewone huisvrouwen. Elke dag voel ik hoe m’n innerlijk groeit, hoe de bevrijding nadert, hoe mooi de natuur is, hoe goed de mensen in m’n omgeving, hoe interessant en amusant dit avontuur! Waarom zou ik wanhopig zijn?"
DE LAATSTE DAG IN HET ACHTERHUIS
De laatste dag in het achterhuis. Op 1 augustus 1944 schreef Anne voor het laatst in haar dagboek.
-1 augustus 1944-
"In gezelschap is de lieve Anne dus nog nooit, nog niet één keer te voorschijn gekomen, maar in het alleenzijn voert zij haast altijd de boventoon. Ik weet precies wat hoe ik zou willen zijn, hoe ik ook ben… van binnen, maar helaas, ik ben het enkel voor mezelf. En dat is misschien, neen, heel zeker de reden waarom ik mezelf een gelukkige binnennatuur noem en andere mensen me een gelukkige buitennatuur vinden. Van binnen wijst de reine Anne me de weg, van buiten ben ik niets dan een van uitgelatenheid zich losrukkend geitje"
"Het snikt in me: “Zie je wel, dat is er van je terechtgekomen, slechte meningen, spottende en verstoorde gezichten, mensen die je antipathiek vinden, en dat alles alleen omdat je niet naar de goede raad van je eigen goede helft luistert. Ach, ik zou wel willen luisteren, maar het gaat niet, als ik stil en ernstig ben, denkt iedereen dat het een nieuwe komedie is, en dan moet ik me wel met een grapje eruit redden, nog niet eens over m’n eigen familie gesproken, die beslist denkt dat ik ziek ben, me hoofdpijnpillen en kalmeertabletten laat slikken, m’n hals en voorhoofd voelt of ik koorts heb, naar m’n ontlasting vraagt en m’n slechte bui bekritiseert, dat houd ik niet vol, als er op me gelet wordt, dan word ik eerst snibbig, dan verdrietig en ten slotte draai ik m’n hart weer om, draai het slechte naar buiten, het goede naar binnen en zoek aldoor naar een middel om te worden, zoals ik zo erg graag zou willen zijn en zoals ik zou kunnen zijn, als... er geen andere mensen in de wereld zouden wonen.
Je Anne M. Frank"
Maak jouw eigen website met JouwWeb